Mandrils zijn grote, sociaal apen met opvallende, kleurrijke gezichten, vooral bij de mannetjes, die ook groter zijn dan vrouwtjes. Ze leven in groepen in de regenwouden van West-Afrika en communiceren met hun tanden en gezichtskleuren, die dienen om indruk te maken op rivalen of om de rangorde aan te geven. Ze zijn alleseters en vinden hun voedsel op de grond, maar slapen 's nachts in bomen. 

Kenmerken en uiterlijk 

  • Geslachtsdimorfisme: Mannetjes zijn twee tot drie keer groter dan vrouwtjes, met een gewicht tot 54 kg, terwijl vrouwtjes gemiddeld 12 kg wegen.
  • Kleuren: De mannetjes hebben een felgekleurd gezicht met blauwe, paarse en rode strepen op de snuit en een feloranje kin. De billen zijn ook felgekleurd. Vrouwtjes en jongen zijn minder felgekleurd.
  • Tanden: Ze hebben lange hoektanden die worden gebruikt voor verdediging, intimidatie en als vriendelijke gebaren.
  • Achterwerk: De kussentjes op de billen zijn roodachtig paars.
  • Staart: Ze hebben een erg korte staart, die vaak rechtop wordt gehouden. 

Gedrag en leefomgeving 

  • Sociale structuur: Mandrils leven in grote groepen, 'hordes' genoemd, met een duidelijke rangorde die wordt aangevoerd door een dominant mannetje.
  • Leefgebied: Ze komen voor in de regenwouden van West- en Centraal-Afrika.
  • Voeding: Ze zijn omnivoor en eten vruchten, zaden, insecten, eieren en kleine reptielen.
  • Verplaatsing: Ze brengen hun dagen door op de grond en slapen 's nachts in bomen.
  • Communicatie: Ze gebruiken hun tanden om verschillende emoties en gedragingen uit te drukken. Een verhoogde testosteronspiegel bij mannetjes zorgt voor intensere kleuren. 

Voortplanting 

  • Zwangere vrouwen: Zwangere vrouwen krijgen meestal een jong tussen januari en april.
  • Geboortegewicht: Pasgeboren jongen wegen ongeveer 640 gram.
  • Opvoeding: De jongen worden eerst op de buik van de moeder gedragen en later op de rug.
  • Opruimen: Jonge vrouwtjes blijven meestal bij hun geboortegroep, terwijl jonge mannetjes weggaan zodra ze zes jaar oud zijn.