Het przewalskipaard is een wild paard met een staande manen, korte benen en een donkere aalstreep op de rug. Dit dier werd in 1968 als uitgestorven in het wild beschouwd, maar dankzij fokprogramma's is het succesvol hergeïntroduceerd in Mongolië en China, waar het nu weer in het wild leeft. Przewalskipaarden leven in harems, passen zich aan extreme temperaturen aan door hun lichaamstemperatuur te verlagen, en hebben 66 chromosomen, wat meer is dan gedomesticeerde paarden.
Kenmerken
- Uiterlijk: Staat bekend om zijn staande manen, korte en sterke benen, en een donkere streep langs de rug (de aalstreep). Hun kleur kan van een isabelbruin in de zomer naar een donkerdere kleur in de winter veranderen.
- Leefomgeving: Ze leven in de steppen van Mongolië en China, waar ze zich goed hebben aangepast aan extreme temperaturen. Ze kunnen hun lichaamstemperatuur verlagen om energie te besparen.
- Chromosomen: Przewalskipaarden hebben 66 chromosomen, terwijl gewone paarden er 64 hebben.
- Dieet: Het zijn herbivoren die voornamelijk grazen op grassen en kruiden.
Gedrag en leefwijze
- Sociaal leven: Ze leven in groepen (harems) die bestaan uit merries, hun veulens en een leidende hengst. Jonge mannelijke paarden worden uit de groep gedreven.
- Voortplanting: Een merrie is ongeveer een jaar zwanger en krijgt meestal maar één veulen.
Geschiedenis en behoud
- Oorsprong: Przewalskipaarden worden beschouwd als oerpaarden en zijn de voorouders van veel gedomesticeerde paarden.
- Herintroductie: Na in 1968 als uitgestorven in het wild te zijn beschouwd, zijn ze dankzij fokprogramma's in dierentuinen succesvol teruggeplaatst in het wild.
- Status: Dankzij deze inspanningen is hun status veranderd van 'uitgestorven in het wild' naar 'kritiek bedreigd'.