Dwergkaaimannen (onder andere Paleosuchus spp.) zijn kleine krokodilachtigen uit tropisch Zuid-Amerika, die leven in en nabij stromend water in het regenwoud. Ze hebben een zwaar bepantserd lichaam, een karakteristieke 'hondenkop' met naar boven gerichte snuit en een voeding die bestaat uit ongewervelden, vissen en andere kleine prooien. De vrouwtjes leggen hun eieren in zelfgegraven holen op de oever.
Habitat en leefomgeving
- Ze komen voor in tropisch Zuid-Amerika, vooral in het Amazone- en Orinoco-bekken.
- Paleosuchus palpebrosus leeft in langzaam stromende wateren en plassen, terwijl Paleosuchus trigonatus zich juist in stromende wateren en stroomversnellingen waagt.
- Ze leven solitair en de mannetjes verdedigen hun territorium niet.
Kenmerken
- Ze worden maximaal 120-150 cm lang.
- Het zijn de best bepantserde krokodilachtigen: de platen zijn dikker en liggen steviger tegen elkaar aan.
- De kop is kenmerkend en doet denken aan een hondenkop, met een licht omhoog gekromde snuit.
- Op de oogleden bevinden zich benige plaatjes, waarnaar de wetenschappelijke naam "palpebrosus" verwijst.
Voedsel
- Jonge dwergkaaimannen eten vooral ongewervelden zoals insecten en wormen.
- Volwassen exemplaren eten ook grotere prooien zoals vis, vogels, reptielen, amfibieën en kleine zoogdieren.
- De stompe, naar achteren gekromde tanden zijn ideaal voor het eten van ongewervelden.
Voortplanting
- Vrouwtjes leggen ongeveer 15 eieren in een kuil die ze graven op de rivieroever.
- Bij de Schneiders gladvoorhoofdkaaiman komen de eitjes na ongeveer vier maanden uit, veel later dan bij veel andere krokodilachtigen.
- De moeder kan haar jongen met haar bek naar veilig ondiep water brengen.