Grootoorvossen, ook wel lepelhonden genoemd, hebben opvallend grote oren tot 14 cm lang die ze gebruiken om prooien onder de grond te horen en om af te koelen. Ze zijn gespecialiseerde insecteneters en eten vooral termieten en mestkevers, waardoor ze een belangrijke rol spelen in de controle van insectenpopulaties in hun Afrikaanse leefgebied. Een ander opvallend kenmerk is de dikke vacht en de lange poten, met een lichaamslengte van 46-66 cm en een gewicht van 3-5,4 kg. 

 

Anatomie en zintuigen

  • Grote oren: Hun oren kunnen wel 14 cm lang worden. Dit helpt hen om insecten onder de grond te horen en te vangen en dient ook als koelmechanisme.
  • Gebit en gehoor: Ze hebben een aangepast gebit en kunnen tot 5 keer per seconde kauwen om insecten snel te verslinden. Hun gehoor is zo scherp dat ze insecten onder de grond kunnen horen kruipen.
  • Vacht: Ze hebben een dikke, ruige vacht. De ondervacht is okerkleurig en de bovenvacht grijsgeel. De poten, aalstreep, staartpunt, oorpunten en snuit zijn zwart, net als een donker masker rond de ogen. 

 

Dieet en gedrag

    • Insecteneters: Hun dieet bestaat voornamelijk uit insecten, zoals termieten en mestkevers. Ze eten jaarlijks meer dan een miljoen termieten.
  • Waterbehoefte: Omdat insecten veel vocht bevatten, hoeven ze weinig te drinken.
  • Sociaal: Ze leven vaak in familiegroepen van 8 tot 12 dieren, waarbij een paartje de kern vormt.
  • Jacht: Ze jagen soms ook op kleine knaagdieren, kuikens of hagedissen. 

Leefomgeving en status

  • Verspreiding: De grootoorvos komt voor in het zuidwesten en oosten van Afrika.
  • Functie in ecosysteem: Door de insecten die ze eten, spelen ze een belangrijke rol in het beheersen van insectenpopulaties.
  • Bedreigingen: Hoewel de soort momenteel als 'niet bedreigd' is geclassificeerd, worden ze beïnvloed door droogteperiodes, klimaatverandering, insectenafname, ziekten zoals hondsdolheid en hondenziekte, en jacht voor hun vacht.