Zeesterren kunnen hun armen regenereren, hun maag naar buiten stulpen om prooien te eten, en hebben honderden buisvoetjes met zuignapjes waarmee ze zich kunnen voortbewegen en prooien openen. Ook hebben veel zeesterren simpele oogjes aan het uiteinde van hun armen om licht te waarnemen en te navigeren. 

 

Voortbeweging en zintuigen

  • Zeesterren hebben honderden kleine, flexibele buisvoetjes met zuignapjes aan de onderkant van hun armen, waarmee ze over verschillende oppervlakken kunnen lopen.
  • Ze kunnen hun prooi, zoals mosselen, openen door met hun buisvoetjes een constante, krachtige trekkracht uit te oefenen totdat de schelp opengaat.
  • Veel zeesterren hebben eenvoudige oogjes aan het uiteinde van elke arm. Hiermee kunnen ze het verschil zien tussen een koraalrif en water, en zo voedsel vinden.
  • Ze kunnen geurstoffen in het water ruiken en volgen om hun prooi te vinden en bewegen vaak tegen de stroom in. 

 

Voeding

    • Zeesterren stulpen hun maag naar buiten om hun prooi te eten. Dit gebeurt door de maag door de mond naar buiten te stulpen en het voedsel buiten het lichaam te verteren.
  • Hun dieet bestaat voornamelijk uit mosselen en andere tweekleppigen, maar ze eten ook kleine visjes, slakken en dode dieren. 

Regeneratie

  • Als een zeester een arm verliest, groeit deze vanzelf weer aan.
  • Sommige soorten kunnen zelfs een compleet nieuw lichaam laten groeien vanuit een verloren arm, mits een deel van het lichaam er nog aan zit. 

Voortplanting en levensloop

  • Zeesterren planten zich geslachtelijk voort door hun geslachtscellen vrij te laten in het zeewater.
  • Ze kunnen ook ongeslachtelijk voortplanten, bijvoorbeeld door een arm af te breken en een nieuwe zeester te laten groeien.
  • De larven van veel soorten zijn vrijzwemmend en zien eruit als doorzichtige, garnaalachtige diertjes, maar er zijn ook soorten waarbij de larven zich in een broedbuidel ontwikkelen. 

Leefomgeving

  • Zeesterren leven in alle oceanen ter wereld, van tropische koraalriffen tot koude poolgebieden.
  • Ze worden gevonden op de zeebodem, in getijdenpoelen en op zeedijken.
  • Sommige soorten kunnen tot wel 6.000 meter diep onder water leven