Watervaranen zijn grote, semi-aquatische hagedissen die in Azië voorkomen en 15 tot 3 meter lang kunnen worden. Ze zijn uitstekende zwemmers met een afgeplatte staart en kunnen zelfs ademhalen onder water dankzij hun neusgaten aan de bovenkant van de kop. Ze zijn carnivoren die eten van eieren en aas tot vogels en knaagdieren, en gebruiken hun gespleten tong om hun prooi te "stereo-ruiken". 

 

Algemene feiten

  • Grootte: Ze kunnen tot 3 meter lang worden, al zijn de meeste volwassen exemplaren ongeveer 1,5 meter.
  • Leefomgeving: Ze zijn semi-aquatisch en leven in en rond water zoals rivieren, moerassen en mangrovegebieden in Azië.
  • Verspreiding: Ze komen onder andere voor in India, Sri Lanka, China en Zuidoost-Azië. 

 

Uiterlijk en aanpassingen

    • Kleur: De kleur varieert van donkerbruin tot zwart met gele plekken aan de onderkant, die vervagen bij het ouder worden.
    • Staart: De staart is afgeplat en helpt bij het zwemmen.
  • Neusgaten: De neusgaten zitten bovenop de snuit, wat het mogelijk maakt om te ademen terwijl het lichaam onder water is. Ze hebben ook terugslagklepjes om te voorkomen dat er water in de luchtwegen komt.
  • Poten: Ze hebben grote, sterke poten waarmee ze zich snel kunnen voortbewegen, zowel op land als in het water, en waarmee ze ook kunnen klimmen. 

Gedrag en dieet

  • Voeding: Ze zijn carnivoor en eten van alles: eieren, kleine zoogdieren, vogels, vissen, kleine reptielen, en zelfs aas en afval.
  • Voortplanting: Ze paren meestal tussen april en oktober.
  • Zintuigen: Ze gebruiken hun gespleten tong en het orgaan van Jacobson om hun prooi in 'stereo' te ruiken, net als slangen.