Modderspringers (slijkspringers) zijn vissen die zich hebben aangepast om zowel in water als op land te leven, met sterke borstvinnen om te "lopen" en de mogelijkheid om via huid en kieuwen te ademen. Ze kunnen springen, hun ogen onafhankelijk bewegen, en ademen lucht of water op om in zuurstofarme omstandigheden te overleven of een droogteperiode te doorstaan door zich in te graven.
Levensstijl en aanpassingen
-
- Ademhaling: Ze kunnen zowel onder water ademen met hun kieuwen als aan land. Op het land ademen ze deels via hun huid, mondholte en keel. Sommige soorten nemen een hap water mee om zuurstof uit te halen, of lucht om te duiken.
- Beweging op land: Ze gebruiken hun sterke, flexibele borstvinnen om zich over modderige oppervlakken te bewegen. Ze kunnen grote sprongen maken om zich snel te verplaatsen.
- Zintuigen: Hun ogen steken uit en kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen, vergelijkbaar met kameleons. Ze kunnen hiermee zowel onder als boven water zien.
- Voeding: Ze voeden zich met insecten, kleine schaaldieren en andere organismen die ze op de modder vinden.
- Territoriaal gedrag: Mannetjes zijn vaak territoriaal en verdedigen hun holtes. Ze graven holen om in te schuilen, eten te zoeken en eieren in te leggen.
Extreme omstandigheden
- Zuurstofarme omgevingen: Bij zuurstofarm water kunnen ze lucht happen om zuurstof op te nemen via hun darmen of kieuwen.
- Droogte: Tijdens droogte kunnen sommige soorten, zoals de grote modderkruiper, zich diep in de modder ingraven en in een staat van lethargie gaan, waarbij hun lichaamsfuncties minimaal zijn. Ze kunnen zo soms maanden overleven.