Vicuna's zijn de kleinste kameelachtigen, leven in de Andes en staan bekend om hun extreem fijne en waardevolle wol. Ze zijn het wild dier waar de gedomesticeerde alpaca's van afstammen en hebben door hun aanpassing aan het hooggebergte unieke eigenschappen, zoals continu doorgroeiende ondertanden die op die van knaagdieren lijken. 

Uiterlijk en aanpassing 

  • Grootte en vacht: Ze zijn sierlijk en klein (40-60 kg, schofthoogte <1 meter) met een zachte, goudbruine vacht met witte buik, die hen beschermt tegen de extreme temperaturen van de Andes.
  • Tanden: Hun onderste snijtanden groeien voortdurend, waardoor ze taaie, korte grassen kunnen eten. Ze zijn de enige hoefdieren met dit kenmerk.
  • Ademhaling: Ze kunnen zich aanpassen aan een leven op grote hoogte, soms wel boven de 4000 meter, dankzij hun goed ontwikkelde longen. 

Gedrag en leefomgeving 

    • Leefgebied: Ze leven in de droge, hooggelegen graslanden en vlaktes van de Andes.
    • Sociale structuur: Ze leven in familiegroepen die worden geleid door een dominant mannetje. Dit mannetje verdedigt zijn territorium, dat gemarkeerd wordt met gemeenschappelijke mestplekken.
  • Communicatie: Ze maken een fluitend geluid om gevaar aan te kondigen, waarna het leidende mannetje vaak tussen de groep en de indringer gaat staan om zijn familie te beschermen. 

    Wol en historie 

    • Wol: De wol van de vicuña wordt beschouwd als de zachtste en kostbaarste ter wereld. De Incas gebruikten de wol uitsluitend voor koninklijke families.
    • Bescherming: De vicuña werd eeuwenlang bejaagd voor zijn wol en vlees, wat hun aantallen sterk deed afnemen. Dankzij beschermingsprogramma's zijn ze sindsdien weer in aantal toegenomen en hun status is van 'bedreigd' naar 'niet bedreigd' veranderd.
    • Nationale status: De vicuña is het nationale dier van Peru en is afgebeeld op het wapen van het land.